Noem de 8 pictorial cues voor diepte

    1. Occlusion / overlapping: objecten die elkaar deels overlappen geven aan dat het voorste object dichterbij is. Hoe dichterbij het object, hoe meer het afdekt.
    2. Relatieve grootte van bekende objecten: Omdat je weet dat bergen groter zijn dan mensen, moet een mens die groter is afgebeeld dichterbij zijn.
    3. Lineair perspectief: evenwijdig lopende linnenlijken naar elkaar toe te lopen naarmate ze verder weg zijn.
    4. Textuurgradiënt: een geleidelijk verloop in formaat en dichtheid van textiele elementen geeft diepte aan.
    5. Relatieve positie tot de horizon; hoe dichter een object zich bij de horizon bevind, hoe verder weg het is. Dat geldt zowel voor objecten onder de horizon, als objecten boven de horizon.
    6. Verschillen in lichtreflecties:  eigenlijk wordt hier het effect van licht en schaduw op een oppervlak bedoelt, met inachtneming van de lichtbron (die meestal van boven komt). Door licht en schaduw kan een object 3D afgebeeld worden. 

    Rapporteer Plaats commentaar