Noem de 7 uitzonderingen

    1. woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak: zonnestraal, maneschijn, Koninginnedag.
    2. In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als  versterking van het bijvoeglijk tweede deel: apetrots, boordevol, reuzeleuk, beregoed
    3. worden van het type "dier+plant" vallen onder de hoofdregel en krijgen dus -en: eendenkroos, rattenkruid en paardenbloem..
    4. het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud rijstepap, roggeboord.
    5. woorden die historisch gezien wel een samenstelling zijn, maar die niet meer als zodanig worden herkend (we noemen dit versteende samenstelling) : ruggespraak en elleboog
    6. het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord met alleen een meervoud op -s : aspergekweker, etagewoning.
    7. het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord en geen zelfstandig naamwoord: hogeschool blindedarm.


            

    Rapporteer Plaats commentaar