1. Risico (risk): hoe hoger het risico, hoe intensiever de aanpak. 2. Behoeften/criminogene factoren (need): richt interventies met name op veranderbare criminogene factoren 3. Multimodaal: hoger risico, interventies op meerdere factoren 4. Algemene responsiviteit: pas sociaal leren en en cognitieve gedragsmatige aanpak toe 5. Specifieke responsiviteit: werkwijze en stijl aansluiten bij delinquent 6. Sterke punten/protectieve factoren: sterke punten van delinquent in kaart brengen. 7. Professionele discretie: wijk gemotiveerd af van RNR wanneer dit in specifieke situaties nodig is.