Noem de 7 onderwerpen die omschreven staan in de Guidelines van Hill, gids om causaliteit te bepalen.

  • Experimenteel bewijs: Wanneer de werking van een interventie in een goed uitgevoerde RCT (van voldoende grootte) is aangetoond, geldt dit als een zeer overtuigend bewijs voor causaliteit dat deze werking het gevolg is van de interventie. Echter, vele “oorzaken” zijn niet op basis van een RCT te onderzoeken als gevolg van ethische en praktische bezwaren. Het ontbreken van experimenteel bewijs daarmee geen sterk argument dat tegen causaliteit pleit.

    Temporele relatie: Het aantonen dat de oorzaak aan het gevolg voorafgegaan is, is in sommige onderzoekdesigns erg lastig (b.v. cross-sectioneel en patiënt-controle onderzoek) en zelfs wanneer de ene factor eerder in de tijd heeft plaats gevonden, betekent dit nog niet automatisch dat een andere factor daarvan het gevolg is. Echter, wanneer het duidelijk is dat de “oorzaak” later in de tijd heeft plaatsgevonden dan het verwachte “gevolg” is dat een duidelijk argument dat tegen causaliteit pleit.

    Sterkte van de associatie: Een sterke associatie, bv. een groot RR, is een krachtig bewijs voor causaliteit omdat dit moeilijk verklaard kan worden door de invloed van, veelal zwakke, confounders. Een zwakke associatie is daarentegen weer geen argument om causaliteit uit te sluiten.

    Dosis-responsrelatie: Grotere expositie leidt tot een sterker effect is een goed argument, hoewel confounding ook hierbij een rol kan spelen. Het ontbreken van een dosisresponsrelatie is geen goed argument, want niet alle exposities vertonen dit gedrag vanwege plafondeffecten of drempelwaarden.

    Biologische plausibiliteit: Bevindingen worden ondersteund door biomedisch en dierexperimenteel onderzoek. De vraag hierbij is in welke mate deze resultaten generaliseerbaar zijn en hoe actueel de kennis is.

    Consistentie: Meerdere studies met verschillende opzet en onder verschillende omstandigheden leiden tot dezelfde conclusie. Vaak echter geven verschillende studies verschillende resultaten hetgeen niet meteen een argument is tegen causaliteit. Effecten zijn vaak daadwerkelijk verschillend onder verschillende omstandigheden.

    Reversibiliteit: Het wegnemen van de expositie leidt tot een verminderd risico op ziekte. Ook dit zou echter kunnen worden verklaard door confounding. Wanneer onderzocht in een experimentele, gerandomiseerde opzet een krachtig bewijs

    Rapporteer Plaats commentaar