noem de 5 hoofdzones  in de klinische neuropsychologie

    1. een symptoom beschouwen als bewijs voor de oorzaak. ( wanneer A leidt tot B, leidt B niet noodzakelijk op naar A)
    2. denken dat een bepaalde meting (bijv. een test of experiment) een vaststaande betekenis heeft
    3. Menen dat subjectieve gegevens, dus klachten en mededelingen van de patiënt zelf, een betrouwbare indruk van functiestoornissen kunnen opleveren. ( men moet zich realiseren dat correlaties tussen objectieve en subjectieve gegevens in de neuropsychologie over het algemeen zo laag zijn dat hoogstens zon 10% van de gemeenschappelijke variantie wordt verklaard!)
    4. Statistische significantieniveaus aanzien voor een aanduiding van de sterkte van een verband of de grootte van een verschil. (er moeten belangrijkere gegevens geeist worden: effectsize, aantallen correct  geclassificeerde personen, sensitiviteit, specificiteit, positief of negatief voorspellende waarden, bij samehangen de hoeveelheid verklaarde variantie 
    5. Geloven dat de verschijnselen, dissociaties of dubbele dissociaties die men bij patienten constateert in de normale populatie niet voorkomen. ( in vele gevallen ontbreekt vooralsnog systematisch onderzoek in de normale populatie. In al deze gevallen zal een neuropsycholoog te gauw geneigd zijn uitsluitend aan cerebrale oorzaken te denken en daarbij te vergeten dat deze verschijnselen ook bij volstrekt gezonde personen kunnen voorkomen. 

    Rapporteer Plaats commentaar