1. Alle gedrag is communicatie, je kunt niet niet-communiceren 2. Elke communicatie bevat een inhouds- en een betrekkingsaspect 3. Het karakter van de betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen communicatie tussen de communicerende personen. 4. Mensen communiceren zowel digitaal als analoog. Digitaal = tekens, symbolen en woorden. analoog = de betekenis van de boodschap, hoe je het bedoeld en hoe het overkomt op een ander. 5. Elke uitwisseling van communicaties is ofwel symmetrisch ofwel complementair.