1. Informatie over wat de cliënt hier en nu beleeft (vaak non-verbaal van aard). 2. Wens tot verandering: cliënt leren het kanaal waarop hij veranderingswensen uitstuurt te versterken (ziektetheorie cliënt) 3. Hoe ziet de cliënt zichzelf: vaak negatieve omschrijvingen (geeft mogelijkheid tot heretiketteren) 4. Wijze waarop de cliënt door anderen gezien wil worden: 'positieve' zelfdefinitie van de cliënt