1. Vertering: door toevoeging van alvleeskliersap en gal, waardoor voedingsproducten zo klein worden dat ze in bloed of lymfe passen. Vindt plaats in de mond, maag, 12-vingerige darm en rest van de dunne darm. 2. Opname in bloed en lymfe: van afdoende verteerde voedingsbestanddelen. Vindt plaats in de 12-vingerige darm en rest van de dunne darm (zeer weinig in mond, maag en dikke darm). 3. Omzetting, opslag en ontgifting: van opgenomen voedingsbestanddelen en uitscheiding van bepaalde afvalstoffen. Vindt plaats in de lever. 4. Indikking en lozing: van onverteerbare restproducten in de vorm van ontlasting. Vindt plaats in en via de dikke darm.