Noem de 4 alinea- en zinsverbanden en de signaalwoorden die daarbij horen.

  • - uitspraak-voorbeeld:
    bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo

    - uitspraak-opsomming:
    ook, veder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen ... maar ook, ten eerste ... ten tweede


    - Tegenstelling:
    maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds, daar styaat tegenover


    - middeldoel:
    waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te ...

    Rapporteer Plaats commentaar