Noem bij elke voedingsstof minstens drie voedingsmiddelen waar de voedingsstof in zit.
Koolhydraten: Jam, aardappels en brood Eiwitten: ei, vlees en vis Vetten: boter, koffiemelk en zonnebloemolie Mineralen: sla, vlees en kaas Vitaminen: Wortels, groene linzen en witte bonen water: paprika, tomaat en appel