Noem alle organellen en hun functies.

  • 1. Celkern: Bevat de info voor het maken van eiwitten. (In DNA van chromosomen)
    2. Kernlichaampje : Maakt ribosomen.
    2a. Kernplasma: Hierin liggen de chromosomen.
    3. Ribosomen: Eiwitsynthese. (Het maken van eiwitten)
    - Ribosomen in ER.
    - Ribosomen los in cytoplasma.
    4. Endoplasmatisch reticulum (ER):
    - Zorgt vooral voor transport van stoffen in de cel.
    - 2 soorten: Ruw ER (bevat ribosomen) en glad ER (bevat geen ribosomen).
    5. Golgi-apparaat:
    - Afmaken van eiwitten die in ER gemaakt zijn.
    - Verpakken en verzenden van eiwitten.
    6. Mitochondrium: Levert energie want hierin vindt verbranding plaats.
    7. Lysosoom: 
    - Kan stoffen verteren die de cel binnenkomen.
    - Afbreken van oude celonderdelen.

    Rapporteer Plaats commentaar