Noem alle orgaanstelsels en noem daarbij de functies die elk ervan heeft (11 stelsels)

  • 1  Circulatiestelsel: aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen vanuit de opname organen naar de cellen en afvoer van afvalstoffen en koolzuur vanuit de cellen naar de uitscheidingsorganen.
    2 Spijsverteringsstelsel: opname van voedingsstoffen in het bloed en uitscheiding van afvalstoffen via de gal.
    3 Ademhalingsstelsel: opname van zuurstof in het bloed en uitscheiding van koolzuur uit het bloed.
    4 Urinewegstelsel: stabiel houden van de samenstelling en druk van de lichaamsvloeistoffen door uitscheiding van overtollig water en diverse daarin opgeloste stoffen.
    5 Huid: bescherming van de cellen, weefsels en organen, temperatuurregulatie en zorg voor verschillende vormen van contact met de buitenwereld.
    6 Houdings- en bewegingsapparaat: zorg voor zowel stevigheid, beweeglijkheid als expressie door middel van een samenwerkend verband van botten, kraakbeen, gewrichten, pezen, banden en spieren.
    7 Zintuigen: continue aanvoer van informatie over de stand van zaken binnen en buiten het lichaam.
    8 Zenuwstelsel: snelle en nauwkeurige aanvoer van zintuiginformatie naar het centraal zenuwstelsel, verwerking van deze informatie en omvorming ervan tot een passende reactie.
    9 Hormoonstelsel: afgifte aan het bloed van tientallen verschillende boodschapperstoffen om het functioneren van bepaalde weefsels traag en enigszins grof bij te sturen.
    10 Afweerstelsel: bescherming van het lichaam tegen mogelijke ziekteverwekkers.
    11 Voortplantingsstelsel: het voortbestaan van onze soort mogelijk maken voorbij de individuele dood en het mogelijk maken van seksuele intimiteit.

    Rapporteer Plaats commentaar