Natrekking: (art. 5:3 BW) de eigenaar van een (hoofd)zaak is eigenaar van al haar bestanddelen.
Toe-eigening: ook wel inbezitneming (art. 5:4 BW) als een aan niemand behorende roerende zaak door iemand in zijn bezit wordt genomen.
Vinderschap: wanneer iemand een onbeheerde zaak vindt en het onder zich neemt, de vinder moet het bij de gemeente afgeven of hij kan de zaak zelf in bewaring nemen. (Art. 5:5 BW)
Schatvinding: art. 5:13 lid 2 BW, een schat is een zaak van waarde die zolang verborgen heeft gezet dat de eigenaar niet meer kan worden gevonden, er moet wel aangiften gedaan worden.
Vermenging: wanneer roerende zaken die aan verschillende eigenaren toebehoren door vermenging tot 1 een zaak worden verenigd. (Art. 5:14 jo. 5:15 BW).
Zaaksvorming: art. 5:16 BW, wanneer iemand uit 1 of meerdere roerende zaken een nieuwe zaak vormt. De eigenaar van de oorspronkelijke zaken wordt eigenaar van de nieuwe zaak.
Vruchttrekking: art. 5:1 lid 3 BW, de eigenaar van een zaak is ook eigenaar van de vruchten ervan.