- Woorden herkennen op basis van andere (bekende) woorden (bijv: boomstam)
- Gebruik maken van informatie van zinspatronen
- Gebruik maken van informatie van de context. Bijv: in de zin 'Lieke zit op de bank en kijkt t.v.' heeft bank een andere betekenis dan in 'Lieke gaat met haar spaarpot naar de bank'
- Gebruik maken van illustraties
- Voorspellen op basis van zincontext - Voorspellen op basis van grammatica