Verdringing / repressie: onplezierige en negatieve ervaringen worden in het onbewuste gehouden, als het ware 'vergeten'.
Ontkenning: onplezierige en negatieve ervaringen worden ontkend zodat het lijkt alsof ze niet gebeurd zijn.
Projectie: de eigen negatieve gevoelens worden 'verplaatst' naar een ander waardoor men bijvoorbeeld stelt dat de ander boos is in plaats dat men het bij zichzelf erkent.
Rationalisatie: het eigen (negatieve) gedrag wordt goedgepraat door geloofwaardige, maar onjuiste redenen en pijnlijke aspecten van een situatie worden weggeredeneerd door een uitsluitend zakelijke, feitelijke omgang met de situatie.
Reactievorming: ongewenste gedragsneigingen worden omgezet naar het tegenovergestelde; opgekropte boosheid naar een opvoeder veroorzaakt bijvoorbeeld zoveel angst dat het juist leidt tot overdreven positief gedrag naar die opvoeder toe.