* machinebureaucratie (grote machine fabriek, olieraffinaderij, grote stafdiensten, veel middenmanagement, veel standaardisatie in het werk) * professionele bureaucratie (advocatenkantoor, school, kleine stafdiensten, minder management, veel kennis bij uitvoerders) * eenvoudige structuur (klein installatie bedrijf, klein administratie kantoor, verzameling van bureaucratieën, klein topmanagement, kleine ondersteunende staf) * adhocratie (reclamebureau, ict-bedrijf, lijn en staf zijn ineengesmolten, leidinggevenden in projecten en binnen afdelingen, uitvoering wordt soms volledig uitbesteed * divisiestructuur (multinational, er is weinig of geen middenmanagement, geen of kleine stafdiensten