Noem 4 voorbeelden van niet helpen de gedachten bij depressie of negatief denken?

  • Voorbeelden:
    - Je hebt van de 8 proefwerken 1 niet gehaald en je denkt: ‘Wat erg ik heb dat proefwerk niet gehaald. Wat ben ik stom. Ik kan ook niets’.
    - je hebt een leuke groep vrienden. Met een van hen loopt de vriendschap af omdat hij steeds meer met andere vrienden omgaat. Je denkt: ‘Zie je wel ik ben ook niet leuk. Anderen zijn veel leuker’


    2. Onjuiste conclusies trekken
    Je interpreteert iets in het negatieve terwijl je daarvoor nog niet eens bewijzen hebt. Dit doe je door (zogenaamd!):
    - gedachten van een ander te lezen 
    - de toekomst te voorspellen of 
    - door te geloven dat iets waar is, alleen maar omdat je het gevoel hebt dat dat zo is.
    Je maakt je je eigen waarheid, zonder dat je het eerst gecheckt hebt.
    Voorbeelden; 
    - Je loopt over straat en ziet een bekende. Deze bekende groet je niet en loopt zomaar voorbij. Je denkt: ‘Hij vindt mij niet meer leuk, niet aardig en niet interessant’.
    - Je vrienden staan in de pauze samen te lachen en te praten niemand ziet jou staan. Je denkt: ‘Zie je wel dat ze me niet moeten, ze zoeken het verder maar uit, ik ga er nooit meer bij staan’.
    - Je zit al langere tijd in een dip en denkt: ‘mijn sombere gevoelens zullen nooit meer overgaan, dit zal altijd zo blijven’.
    - Je doet alleen maar klusjes die nu eenmaal moeten en doet geen leuke ontspannende dingen. Je denkt: ‘ik kom er gewoon niet aan toe om iets leuks te gaan’.
    - Je hebt een herexamen en denkt: ‘Het zal toch wel weer fout gaan’.
    Voorbeelden:
    - Een vriend vraagt of jij de volgende dag iets voor hem op kunt halen omdat jij een auto kunt lenen en hij niet. Je denkt; ‘o jee dat komt me helemaal niet goed uit. Maar als een vriend iets vraagt mag ik toch geen nee zeggen. Als ik nee zeg vindt hij mij iet meer aardig. Ik moet maar snel proberen iets te regelen dat ik mijn eigen dingen op een andere dag kan doen’
    - Je vindt dat iedereen netjes op zijn beurt moet wachten in de winkel/ bar/ bushalte. Je staat inde rij en iemand dringt voor. Je denkt: ‘wat een aso om zo onbeschoft te doen, dat mag toch niet. dat niemand daar wat van zegt en dat ie geholpen wordt zeg. wat oneerlijk’
    - Je hebt een nieuw bijbaantje gevonden in de horeca. Je eerste week wordt je ingewerkt. Je bent erg zenuwachtig omdat je denkt: Ik moet erg oppassen want ik mag geen fout maken zomeetn wordt ik meteen al ontslagen'
    Voorbeelden:
    - Je moeder voelt zich verdrietig onder andere omdat er thuis vaak ruzie is. Je denkt: ‘het is mijn schuld dat mijn moeder verdrietig is, ik faal als kind het is mijn taak haar gelukkig te maken. Die ruzies tussen mijn ouders zal ook wel mijn schuld zijn’
    - Je komt op een feestje en er valt een poosje een stilte. Je denkt: ‘Zie je wel overal waar ik kom wordt het ongezellig omdat ik vervelend gezelschap ben

    3. Denken in termen van ‘moeten’ en ‘niet mogen’ (normatief denken)
    Normatief denken wil zeggen: denken dat iets zo hoort. Dit soort gedachten herken je aan zinnen waarin ‘ik/hij/zij/dat moet…’ of ‘ik hij/zij/dat mag niet….’ voorkomt. Het resultaat is vaak dat je schuldgevoelens krijgt of boos wordt op anderen.

    Rapporteer Plaats commentaar