1. DE ZENDER: door bijv. verspreking, verschrijving, onduidelijk coderen van de boodschap. 2. HET GEKOZEN MEDIUM: zetfouten krant, geluid dat wegvalt, verkeerd medium qua doelgroep. 3. DE ONTVANGER: fysiek zoals lezen zonder bril, psychisch zoals weinig interesse hebben in de boodschap. 4. DE OMGEVING: auto's, rinkelende kopjes, geroezemoes in restaurant, temperatuur.