1. visueel-ruimtelijke intelligentie: kan gemakkelijk voorstellingen maken van een onderwerp. goed in visueel gerichte opdrachten (puzzels, lotto's) 2. Logisch-mathematische intelligentie: benadert stof analytisch en in stapjes. verliest vaak grote lijnen uit het oog. 3. Verbaal-linguïstische intelligentie: leren vooral van het geschreven en gesproken woord (handleidingen etc) 4. tactiel-motorische intelligentie: Leert door te voelen en te doen. kan moeilijk hulpmaterialen loslaten. 5. muzikaal-ritmische intelligentie: onthoudt dingen door vaste patronen en handelingen (ritme). 6. naturalistisch-ecologische intelligentie: het vermogen om grote lijnen en verbanden te zien. vergeten vaak de details. 7. interpersoonlijke intelligentie: leren door mondelinge uitleg, samenwerken en overleggen met andere. kunnen niet goed solo werken. 8. Intrapersoonlijke intelligentie: leren door zelfreflectie en jezelf bijsturen.