Argumenteren (de client gaat in discussie door bv uitdagen, betwijfelen vijandigheid)
Onderbreken (client onderbreekt op defensieve manier; in de rede valen, afkappen)
Ontkennen (client is onwillig om problemen te erkennen, mee te werken, eigen veranwoordelijkheid te accepteren of advies aan te horen door; - de schuld geven - oneens zijn - rechtvaardigen - onschenbaarheid claimen - minimaliseren - pessimisme - aarzeling en twijfel - niet willen veranderen)
Negeren (client volgt de hulpverlener niet of negeert haar door; - onoplettendheid - non-antwoord = geen antwoord op de vraag maar iets anders zeggen - geen antwoord - afdwalen