uitgaven = kasstroom, geld uitgeven kostne= gebruik
verschillen 1. uitgaven en ontvangsten zijn objectief , je kan het mmoment aanweijzen, kosten en opbrengsten zijn subjectief, je kan het moment niet aanwijzeen (vb. waardeverlies van een machine)] 2. uitgaven en ontvangssten hebben een mutatie in de kas tot gevolg, koten en opbrengsten hbben mutatie in ev tot gevolg. 3. uitgaven en ontvangsten betrefffen een externe aangelegendheid, koste en opbrengsten betreffen een intereen aangeledenheid
dus kijk naar. 1. aanwijsbaar ( objecteiief of subjectief) 2. gevolg( kas of ev)) 3. extern of intern