De rechthebbende moet voldoende aannemelijk maken dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.
Vanuit het perspectief van art. 700 lid 3 en 704 Rv bezien, is de exhibitievordering in kort geding op de voet van art. 843a Rv geen ‘hoofdzaak’ is in de zin van art. 1019c lid 2 Rv.
de gedetailleerde beschrijving als bedoeld in art. 1019b lid 1 Rv (en nader uitgewerkt in art. 1019d Rv) ook in niet-IE-zaken toelaatbaar is mits casus voldoende gelijkenis vertonen met gevallen waarop de regeling van art. 1019e.v. Rv van toepassing is, zoals bij schending van bedrijfsgeheimen.