Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Lagere overheden beschikken over gedeeltelijke zelfstandigheid ten aanzien van hun eigen taken.
territoriale decentralisatie: een overheidslichaam is bevoegd om regelgeving te maken en bestuur te voeren over een bepaald territorium(gemeenten en provincies)
functionele decentralisatie: functioneren van overheidslichaam is gekoppeld aan een bepaalde functie, zoals bedrijfschappen en productschappen.
Autonomie: regelgeving en bestuur binnen gemeenten en provincies wordt voor wat hun eigen huishouding betreft aan de besturen van de provincies en gemeenten overgelaten. (Art. 124 lid 1 GW)
Medebewind: Gemeenten en provincies zijn verplicht om mee te werken aan de uitvoering van nationale wetgeving en nationaal beleid.
Toezicht --> repressief en preventief
preventief: nationale overheid kan besluiten van lagere overheden aan voorafgaande goedkeuring onderwerpen (art. 132 lid 3 Gw)
repressief: nadat besluiten van lagere overheden zijn genomen kunnen deze vernietigd worden door de nationale overheid (art. 132 lid 4 Gw)
Overige uitgangspunten
Gemeenten en provincies zijn democratieën: burgers kunnen indirect invloed uitoefenen op de lokale besluitvorming.
Legaliteitsbeginsel geldt ook voor decentrale overheden.





Rapporteer Plaats commentaar