Lichaamsholten = inwendige compartimenten waarin organen zitten.
Functies van de lichaamsholten: 1) Beschermen kwetsbare organen tegen schokken van buitenaf (lopen, rennen, springen) 2) Maken mogelijk dat organen van omvang kunnen veranderen (groter worden, samentrekken zonder dat dat schadelijk is)
Ventrale lichaamsholte (coeloom / koila) = bevat organen van het ademhalings-, bloedvaten-, spijsverterings-, urinaire en voortplantingsstelsel. Naarmate deze organen zich ontwikkelen, verandert hun onderlinge positie en wordt de ventrale lichaamsholte geleidelijk onderverdeeld.
Middenrif (diafragma) = Vlakke, gespierde plaat. 1) Wordt verdeeld in: - Ventrale lichaamsholte in een bovenste borstholte (thoraxholte) 2) Wordt begrensd door: - Borstwand - Onderste buik- en bekenholte (abdominale en retroperitoneale holte) 3) Wordt omsloten door: - Buikwand - Beenderen van het bekken - Spieren van het bekken
Bepaalde organen veranderen tijdens het uitoefenen van hun functie van omvang en vorm. Bijvoorbeeld: Longen worden kleiner tijdens ademhaling Maag zwelt op tijdens maaltijd Deze organen worden omgeven door vochtige ruimten waardoor uitzetting en beperkte beweging mogelijk is, zonder wrijving te veroorzaken.
Viscera = inwendige organen in borst- en buikholte De wanden van deze holten zijn bekleed door een sereus membraan dat de oppervlakten van de omsloten organen bekleedt.