Kunstenaars als Kandinsky en Mondriaan wilden het onzichtbare zichtbaar maken. Het blijft echter onduidelijk hoe groot de invloed van de theosofie op Kandinsky´s werk eigenlijk is geweest.

Bij Mondriaan daarentegen staat wel vast dat hij zich al vroeg, vanaf ongeveer 1908, tot taak stelde de theosofische evolutiegedachte uit te drukken. Toen hij de bomen abstraheerde, (zie nr.72 en hier boven),  ging het hem om de algemene noemers die de essentie achter de werkelijkheid zouden representeren, te denken valt aan eenheid en harmonie. Maar het zijn ook natuurmotieven van een zeer algemeen en tijdloos karakter. 

Het theosofische beginsel dat destructie van het oude een voorwaarde was om te kunnen komen tot een nieuwe eenheid en harmonie, heeft Mondriaan ongetwijfeld een impuls gegeven om in de schilderkunstige compositie iets soortgelijks te ontdekken.

 

Uiteindelijk concludeerde Mondriaan dat verhoudingen pas bestudeerd konden worden als de vorm ontbonden is en herleid tot haar fundamentele elementen. Zo kwam hij tot het principe van de destructie van vormen ten behoeve van de constructie van evenwicht en harmonie, dat aan de basis ligt van geheel abstracte schilderijen.

 

Rapporteer Plaats commentaar