Koolstofdioxidetransport  

  Koolstofdioxide  wordt  gevormd  bij  de  aerobe  stofwisseling  in  perifere  weefsels.    

Wanneer  moleculen  CO2  in  het  bloed  terechtgekomen  zijn,  kunnen  ze  

1)  Oplossen  in  het  bloedplasma,  

2)  zich  binden  

aan  hemoglobine  of  3)  worden  omgezet  in  koolzuur  (  H2CO3)      Fig  15-­?13  

Deze  3  processen  zijn  volledig  omkeerbaar  

  

1)Transport  in  bloedplasma:    Bloedplasma  rakt  vrij  snel  verzadigd  met  koolstofdioxide  en  7%  van  het  

koolstofdioxide  dat  door  perifere  capillairen  wordt  opgenomen,  wordt  in  de  vorm  van  opgeloste  gasmoleculen  

vervoerd.  De  rest  diffundeert  de  rode  bloedcellen  in  

  

2)Binding  aan  hemoglobine:  In  de  rode  bloedcellen  wordt  een  deel  van  de  koolstofdioxidemoleculen  aan  

carbaminohemoglobine.  Doordat  een  dergelijke  

binding  niet  remmend  werkt  op  de  binding  van  zuurstof  aan  haemgroepen,  kan  hemoglobine  tegelijkertijd  zuurstof  en  

koolstofdioxide  vervoeren.    

  

3)Koolzuurvorming:    70  %  van  alle  koolstofdioxidemoleculen  in  het  lichaam  wordt  uiteindelijk  in  de  vorm  van  

bicarbonaationen  in  het  bloedplasma  vervoerd.  Eerst  wordt  koolstofdioxide  in  koolzuur  omgezet  worden  door  het  

enzym  koolzuuranhydrase  in  rode  bloedcellen.  De  koolzuurmoleculen  vallen  echter  onmiddellijk  uiteen  in  

waterstofionen  en  een  bicarbonaation.  De  reacties  kunnen  als  volgt  worden  samengevat:  

 

Deze  reacties  vinden  zeer  snel  plaats  en  zijn  volledig  omkeerbaar.  Doordat  het  grootste  deel  van  het  gevormde  

koolzuur  zich  onmiddellijk  splitst  in  bicarbonaat  en  een  waterstofion,  kunnen  we  de  tussenstap  negeren  en  de  reactie als volgt samenvatten: 

 

In  perifere  capillairen  wordt  bij  deze  reactie  snel  een  groot  aantal  moleculen  koolstofdioxide  gebonden.  De  reactie  

wordt  naar  rechts  gedreven  doordat  er  steeds  meer  CO2  bij  komt,  die  vanuit  de  interstitiële  vloeistof  diffundeert,  en  

doordat  de  waterstofionen  en  bicarbonaationen  voortduren  worden  verwijderd.

  

  

Het  grootste  deel  van  de  waterstofionen  bindt  zich  aan  hemoglobinemoleculen;  hierdoor  wordt  verhinderd  

dat  deze  ionen  door  de  rode  bloedcellen  worden  afgegeven,  wat  tot  daling  van  pH  van  het  bloedplasma  zou  leiden.  

De  bicarbonaationen  diffunderen  het  omringende  bloedplasma  in.  Het  verdwijnen  van  de  bicarbonaationen  

wordt  gecompenseerd  door  het  binnenkomen  van  chloride-­?ionen  uit  het  bloedplasma,  waardoor  het  ene  anion  voor  

  

Deze  massale  verplaatsing  van  chloride-­?ionen  wordt  de  CHLORIDE-­?SHIFT  genoemd.  

Wanner  het  veneuze  bloed  de  alveoli  bereikt,  diffundeert  koolstofdioxide  het  bloedplasma  uit  en  de  P(CO2)  

daalt.  

  

Doordat  alle  transportmechanismen  voor  koolstofdioxide  omkeerbaar  zijn,  vinden  alle  processen,  in  

omgekeerde  richting  plaats  wanneer  het  koolstofdioxide  de  rode  bloedcellen  uit  diffundeert.  De  

hemoglobinemoleculen  staan  waterstofionen  af  en  bicartbonaationen  diffunderen  het  cytoplasma  van  de  rode  

bloedcellen  in  en  worden  omgezet  in  water  en  CO2.  

  

  

 

Rapporteer Plaats commentaar