Je breekt een woord af:
- tussen twee lettergrepen (kin-der-op-pas).
- tussen de delen van een samenstelling (als-of).
- na een voorvoegsels of een achtervoegsel (on-beleefd).
- vóór de combinaties -ch en -sj (po-chen, ram-sjen).
- na de -n in de combinaties -ng en -sk (konin-gen, konin-kje).
- na de -s in de combinaties -sp en -st (knis-per, minis-ter).
- tussen klinkers die niet samen één klank vormen (waai-en).

Rapporteer Plaats commentaar