Gezinsleden:

Voor gezinsleden bestaan collectiva-> duiden een verzameling of groep aan (ouders, kinderen)
Relationele termen-> voor afzonderlijke leden vh gezin.

Ouders: 'de ouderen' relatie tot de kinderen.
Vader en moeder: een analytische vorm. het woord ouders wordt vermeden-> deelbegrippen. in de loop vd 20ste >E pappa en mamma.

Echtpaar, echtelieden, echtgenoten: onderlinge relatie der gehuwden (echt)
Huwelijkspartners: jonge term
Ouder: vader of moeder. = een singulatief= een enkelvoud dat later uit een bestaand meervoud is gevormd.
Gade: echtgenote. Grondbetekenis is 'gelijke'. uir  eigen of hogere maatschappelijk  laag zocht men 'een vrouw van zijn gading'.
Eega: samengesteld uit het Oudgermaanse ëwa - 'wet' - en gade
Gemaal: ook gemalin 'die samen met een ander in het openbaar gesproken heeft' Oudengels 'maelen' = 'in een vergadering spreken' heeft te maken met de heidense huwelijksbelofte t.o. van familie-of volksvergadering.
Wederhelft: meestal de vrouw, evenals 'mijn betere helft'
Vrouw: verkort uit 'vrouwe' = oorspronkelijk 'de vooraanstaande, deaanzienlijke' -> in de Middeleeuwen alleen voor de adellijke dames gebruikt. de betekenis echtgenote is zowel voor vrouw als voor wijf pas in zinsverband ontstaan.
Man: heeft pas door het zinsverband (mijn man, de man) de secundaire betekenis 'echtgenoot' gekregen. Woord komt alleen in Germaanse talen voor. Grondbetekenis: mens, ongeacht het geslacht. Is afgeleid v e wortel die 'denken' betekent. (zagen de Germanen in het vermogen tot denken het wezenlijke verschil tussen mens en dier.
Vader: is Indo-Europees. Oudindisch is 'pitâ' -> -r is afgevallen. Latijns: pater Spaans: padre Engels: father. Grondbetekenis: sommigen denken 'beschermer' anderen 'familiehoofd'

Rapporteer Plaats commentaar