Gezien de gehanteerde maatstaf voor beschaving brachten de niet-westerse culturen het er ook niet goed vanaf. Welke twee theorieën droegen nog meer bij aan de negatieve waardering van niet-westerse culturen?

    1. De recapitulatiethese van Haeckel: de ontogenese (ontwikkeling van het individu) recapituleert de fylogenese (de ontwikkeling van de soort). Ofwel: de ontwikkeling van het individu herhaalt zich volgens de ontwikkeling van de soort. Zo zou een menselijk embryo in een vroege fase op een volwassen vis lijken, daarna op een reptiel en uiteindelijk op een voorouderlijk zoogdier. Het is dan ook niet raar dat volwassenen van lagere rassen lijken op kinderen van hogere rassen. Vandaar dat ze impulsief en onbeheerst zijn en niet in staat tot logisch denken.
    2. De atavismenleer: typisch voor de complexe vervlechting van ideeën over ras en evolutie. Gedrag en uiterlijk van criminelen en primitieven zouden een atavisme (eigenschap van een verre voorouder, die bij directe voorouders niet meer aanwezig zijn) zijn. Behalve uiterlijke kenmerken zou ook het gedrag voorouderlijk zijn (ijdelheid, ongebreidelde seksualiteit, geweldpleging, doodslag en kannibalisme).

    Rapporteer Plaats commentaar