Gezien de burgeroorlog in Syrië, wordt door de Amsterdamse gemeenteraad een verordening vastgesteld, waarin het aan de in de gemeente Amsterdam gevestigde bedrijven verboden wordt om direct of indirect militaire apparatuur aan Syrië te leveren. Het Amsterdamse bedrijf Nightview gaat in strijd met deze verordening een overeenkomst aan, waarin ze zich verplicht tot het leveren van infraroodkijkers (= militaire apparatuur) aan de Syrische  overheid via Jordaanse tussenpersonen.
Is deze overeenkomst nietig

    • Omdat het een gemeentelijke verordening is, die het aangaan van een overeenkomst verbiedt, is de vraag of er sprake is van wet in de zin van artikel 3:40 BW.

    • Onder wet in de zin van artikel 3:40, tweede en derde lid, BW dient naast de wet in formele zin ook materiële wetgeving (mits berustend op uitdrukkelijke delegatie door de formele wetgever) te worden verstaan.

    • De Amsterdamse verordening berust niet op een dergelijke delegatie. Nietigheid van de overeenkomst op grond van artikel 3:40, tweede lid, BW is dus niet aan de orde, de overeenkomst moet getoetst worden aan artikel 3:40, eerste lid, BW.

    Conclusie: aan de hand van de strekking van de wettelijke bepaling (en die van de overeenkomst) moet de rechter bepalen of er sprake is van strijd met de openbare orde.

    Rapporteer Plaats commentaar
  • Indien de verordening slechts de uitvoering van een dergelijke overeenkomst verbiedt, kan het aangaan daarvan op zichzelf niet tot nietigheid leiden.

    De overeenkomst is nietig op grond van artikel 3:40, eerste lid, BW, mits partijen zich van het verbod bewust waren (arrest Burgman-Aviolanda).). Bij toetsing aan artikel 3:40, eerste lid, BW bestaat overigens geen verschil tussen formele en lagere wetgeving.

    Conclusie: indien slechts het Amsterdamse bedrijf kundig was van het wettelijk verbod is de overeenkomst geldig, maar belet dit verbod een vordering tot nakoming: ontbinding en schadevergoeding kan wél worden gevorderd (Burgman-Aviolanda).

    Rapporteer Plaats commentaar