Gewaarwording verwijst naar de opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar omgezet in ervaringen; waarneming verwijst naar het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen.

We hebben de volgende zeven zintuigen besproken:

  • het gezicht;
  • het gehoor;
  • de reuk;
  • de smaak;
  • de huidzintuigen;
  • de kinesthetische zintuigen;
  • het evenwichtsgevoel.

Licht bestaat uit elektromagnetische stralen. Deze stralen worden gekenmerkt door hun golflengte en hun energieniveau (intensiteit). Het zichtbare licht vormt slechts een fractie van het volledige elektromagnetische spectrum. Het licht dat we zien komt uit een lichtbron of wordt weerkaatst door voorwerpen. Licht dat een oppervlak bereikt, gaat ofwel door dit oppervlak heen of wordt geabsorbeerd.

Lichtstralen worden gebroken door de cornea en de lens van het oog, en gefocust op de lichtgevoelige retina waar ons gezichtsvermogen het scherpst is, en bevat uitsluitend kegeltjes; dit zijn de fotoreceptoren die zorgen voor de kleurperceptie. De staafjes vormen een ander type van fotoreceptoren en liggen buiten de fovea. Zij zorgen voor nachtzicht en perifeer zicht. De kegeltjes en de staafjes  zetten het licht om in zenuwimpulsen die via de oogzenuw naar de primaire cortex gestuurd worden. Op de plek waar de zenuwvezels het oog verlaten hebben we een blinde vlek. Deze vlek merken we niet, omdat onze hersenen haar aanvullen. Wanneer onze ogen de lichtstralen niet goed focussen, hebben we problemen om scherp te zien. We hebben vier dergelijke problemen besproken: myopie, hypermetropie, presbyopie en astigmatisme.

De intensiteit van het licht bepaalt de helderheid ervan. Mensen zijn echter meer geïnteresseerd in de lichtheid van voorwerpen, namelijk hoe helder een voorwerp is ten opzicht van de omringende voorwerpen. Het feit dat de helderheid van voorwerpen vergeleken wordt met die van omliggende voorwerpen, leidt tot gelijktijdig contrast en tot lichtconstantie.

Kleuren hebben drie eigenschappen: tint, helderheid en verzadiging. De tint komt tot stand op basis van signalen uit drie soorten kegeltjes: de blauwgevoelige, de groengevoelige en de roodgevoelige. Daardoor kunnen alle kleuren verkregen worden door een additieve menging van deze drie primaire kleuren.

Kleurendeficiëntie wordt meestal veroorzaakt door het niet goed werken van één soort kegeltjes. De signalen uit de kegeltjes bereiken via drie kanalen met opponente processen de hersenen. Daardoor zijn rood en groen, geel en blauw en zwart en wit opponente kleuren. Dit verklaart onder meer de kleur van onze nabeelden.

Kleuren worden vergeleken met omringende kleuren, waardoor we contrasteffecten en kleurconstantie krijgen. De verzadiging van een kleur wordt bepaald door de hoeveelheid achromatisch licht in het signaal.

Geluidsgolven verschillen in amplitude en frequentie. De amplitude bepaalt de sterkte van een toon; de frequentie bepaalt de hoogte van een toon. Het buitenoor leidt de geluidsgolven naar het trommelvlies en de kleine beentjes in het middenoor; deze versterken het signaal en sturen het door naar het binnenoor. Het slakkenhuis in het binnenoor is gevuld met een vloeistof die receptoren (haarcellen) activeert en een neuronale respons initieert. De gehoorzenuw brengt de signalen naar de hersenen. De sterkte van een geluid wordt gecodeerd door de plaats op de basilaire membraan waar de stimulatie het sterkst is, en door de frequentie van de activatie. Omdat de meeste klanken bestaan uit een grondtoon en boventonen die verschillen van instrument tot instrument, heeft elk voorwerp een aparte klankkleur.

De meeste gehoorproblemen hebben te maken met conductiedoofheid eb kunnen verholpen worden met een gehoorapparaat. Bij sensorineurale doofheid kan een cochleair implantaat gebruikt worden. Naast het detecteren van geluiden, is ons gehoor ook verantwoordelijk voor de lokalisatie van het geluid.

De receptoren in de neus reageren slechts op één type van moleculen in de lucht. Wanneer een luchtmolecule op een receptor past, wordt een signaal gestuurd naar de bulbus olfactorius in de hersenen voor de detectie van de geur. Hierbij treedt een sterke geuradaptatie op. Bij veel diersoorten speelt geur een belangrijke rol bij het herkennen van partners, ouders en jongen. Ook bij mensen is er evidentie dat we enigszins onderhevig zijn aan de invloed van feromonen.

Het aantal basiseigenschappen van smaak is nogal eens veranderd gedurende de geschiedenis. Momenteel neemt men aan dat er receptoren zijn voor zoet, zout, zuur, bitter en umami. Deze receptoren zitten in smaakknoppen die we terugvinden in de papillen op de tong en in andere structuren rondom de mondholte. Smaakvoorkeuren veranderen met de leeftijd. Smaak wordt in grote mate beïnvloed door de geur.

De zintuigen van de huid detecteren druk, temperatuur en pijn. De tastzin helpt bij het herkennen en manipuleren van voorwerpen en speelt een belangrijke rol bij sociale interacties. De gewaarwording van temperatuur informeert ons of het lichaam niet te veel afkoelt of opwarmt. Pijn wordt gedetecteerd door vrije zenuwuiteinden. Volgens de poortcontroletheorie wordt het pijnsignaal gecontroleerd door factoren die een neuronale poort openen of sluiten en op die manier pijnsignalen tot de hersenen toelaten of niet. Endorfines zijn stoffen die de hersenen produceren om pijnsensaties te blokkeren door bepaalde neuronale transmissies te belemmeren.

De kinesthesie en het evenwichtsgevoel informeren ons over de positie en de bewegingen van ons lichaam. Als deze zintuigen niet meer werken, kunnen we ons bijna niet meer voortbewegen op de grond en hebben we last van duizeligheid.

Psychofysica bestudeert hoe veranderingen in fysische stimulatie vertaald worden in psychologische ervaringen. Twee essentiële psychofysische maten zijn de absolute drempel en de differentiële drempel. De absolute drempel is de kleinste hoeveelheid stimulatie die gedetecteerd kan worden door een zintuig. De differentiële drempel is het kleinste verschil in stimulatie dat gedetecteerd kan worden. De differentiële drempel is een bepaald percentage van de intensiteit waarop hij berekend wordt. Dit is de wet van Weber en het percentage toename heet de Weberfractie.

Veel mensen geloven in buitenzintuiglijke perceptie. Parapsychologie is de studie van de buitenzintuiglijke waarneming en psychokinese. Hoewel er onderzoek bestaat dat de notie van buitenzintuiglijke perceptie ondersteunt, blijven de meeste psychologen sceptisch.

Rapporteer Plaats commentaar