In surseance verliest de schuldenaar het vrije beheer en de vrije beschikking over zijn vermogen.
De surseance wordt geacht te zijn ingegaan op 00:00 uur van de dag waarop de surseance (voorlopig) is verleend (artikel 217 Fw).
Zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder, is de schuldenaar onbevoegd enige daad van beheer/beschikking betreffende de boedel te verrichten (artikel 228 Fw).
De bewindvoerder is dan bevoegd alles te doen om de boedel schadeloos te houden (artikel 228 Fw).