Gesteld dat verzekeraar De Onderlinge de letselschade van F (€ 100.000) volledig heeft vergoed en dat automobilist A met succes door F op grond van de WVW aansprakelijk (vestigingsfase) kan worden gesteld. Gesteld bovendien (zonder daarmee een antwoord op vraag a te suggereren) dat door de rechter wordt vastgesteld dat het ongeluk causaal voor 90% door F is veroorzaakt.


Kan De Onderlinge het gehele aan F vergoede bedrag op automobilist A verhalen? Verwerk in uw antwoord relevante jurisprudentie.

  • Artikel 7:962 BW bepaalt ten aanzien van schadeverzekeringen: indien de verzekerde ter zake van door hem geleden schade vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, anders dan uit verzekering, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie over op de verzekeraar voor zover deze die schade vergoedt. De Onderlinge kan als wettelijk gesubrogeerde derhalve A in beginsel voor het hele bedrag aan vergoede letselschade op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk stellen, wat niet betekent dat aan de verzekeraar hetzelfde bedrag als aan F zal worden toegewezen. Immers, de verzekeraar kan niet profiteren van de 50%-regel uit het arrest IZA-Vrerink. In dat arrest heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk bepaald dat de in dat arrest vastgestelde billijkheidsregel zich niet dient uit te strekken tot de regresrechten van de verzekeraar. Dit in overeenstemming met artikel 6:197 BW: uitbreidingen van aansprakelijkheidsgronden met het oog op de belangen van de slachtoffers behoren niet zonder meer ook voor de regresrechten van hun verzekeraars te gelden.

    In casu betekent dit dat als gevolg van de in artikel 6:101 BW gegeven maatstaf de vergoede schade in beginsel overeenkomstig het percentage waarop het handelen van A (i.c. 10%) causaal heeft bijgedragen aan het ongeluk, moet worden berekend (i.c. € 10.000). Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. arresten Marloes de Vos en Said Hyati, zie tekstboek, nr. 161) volgt dat na de door artikel 6:101 BW primair vereiste causaliteitsafweging ook de daarin opgenomen billijkheidscorrectie nog aan de orde kan komen. Rekening moet daarbij worden gehouden met alle relevante omstandigheden zowel aan de zijde van de bestuurder als aan de zijde van het verkeersslachtoffer, waaronder zowel de ernst van ieders fout als de mate waarin zijn gedragingen hem kunnen worden verweten. De billijkheidscorrectie zal volgens de Hoge Raad doorgaans slechts tot een bijstelling van beperkte omvang lijden. In casu is er (gezien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging van F) geen reden om tot een billijkheidscorrectie over te gaan.

    Conclusie: De Onderlinge kan € 10.000 op A verhalen.

    Rapporteer Plaats commentaar