Gesteld dat V eigenaar/bewoner is van een woning en dat in deze woning door V kamers worden verhuurd. V wordt op verdenking van overtreding van de Opiumwet door de politie na een inval in de woning gearresteerd en tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld. Huurder H, die met het geval niets te maken heeft, lijdt bij de juridisch rechtmatige huiszoeking en arrestatie van V (niet-nodeloze, d.w.z. door de politie bij de huiszoeking niet te vermijden) materiële schade. H vordert van de Staat vergoeding van de geleden schade. H stelt dat de Staat weliswaar een rechtvaardigheidsgrond had (rechtmatige huiszoeking) jegens V maar niet jegens H en derhalve onrechtmatig jegens H heeft gehandeld (stelling 1). De Staat stelt daarentegen dat het lijden van dergelijke niet-nodeloze schade hoort tot het maatschappelijke risico van H en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komt (verweer 1).

Kan H de Staat met succes aansprakelijk stellen voor de gehele door H geleden schade? Verwerk in uw antwoord aan de hand van relevante jurisprudentie een reactie op de stelling van H en het verweer van de Staat.

  • Heeft de Staat ex artikel 6:162 BW onrechtmatig jegens H gehandeld?

    Volgens de HR (arrest Lavrijsen-Staat, tekstboek nrs. 185 en 183) is een huiszoeking die voldoet aan de daarvoor geldende regels rechtmatig ook ten opzichte van derden (de stelling van H is derhalve onjuist), dit staat er evenwel niet aan in de weg dat het toebrengen van (niet-nodeloze) schade ex artikel 6:162 BW onrechtmatig kan zijn. H kan ex artikel 6:162 BW aanspraak maken op vergoeding van onevenredig nadeel bij een op zichzelf rechtmatige overheidshandeling. Een van de verschijningsvormen van het gelijkheidsbeginsel is de regel dat de onevenredig nadelige d.w.z. buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende gevolgen van een overheidshandeling of overheidsbesluit niet ten laste van die beperkte groep behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld (het verweer van de Staat is te beperkt en derhalve niet juist). In casu kan worden geoordeeld dat aan H onevenredig nadeel is toegebracht aangezien de schade van H buiten het normale maatschappelijke risico valt.

    Rapporteer Plaats commentaar