Gesteld dat niet eigenaar A maar neef E van de ladder is gevallen. Gesteld bovendien dat E uitsluitend door het afbreken van de slecht bevestigde trede is gevallen. E heeft door de val niet alleen zijn beide armen gebroken, maar ook zijn jas tot een bedrag van € 300 beschadigd.
Van wie kan E met succes vergoeding van de door hem geleden schade vorderen?

  • Is A ex artikel 6:173 BW aansprakelijk? A is bezitter van de ladder. De ladder, een roerende zaak, is gebrekkig. De ladder levert door het gebrek een bijzonder gevaar op. Het gevaar verwezenlijkt zich en er ontstaat schade. Voldaan is aan het bekendheidsvereiste. Niet vereist is dat A wist dat de ladder een gebrek had. A kan slechts ontkomen aan aansprakelijkheid indien hij kan bewijzen dat zijn aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 e.v. zou hebben ontbroken indien hij het gevaar op het tijdstip van het ontstaan daarvan zou hebben gekend. In deze (gefingeerde) situatie zou A aansprakelijk zijn geweest op grond van artikel 6:162 BW omdat hij dan had moeten voorkomen dat E de ladder opging. Dat is niet het geval. Volgens het tweede lid van artikel 6:173 BW kan, behoudens twee uitzonderingen, geen aansprakelijkheid van de bezitter worden aangenomen als sprake is van productaansprakelijkheid en het schade betreft zoals in die Afdeling wordt bedoeld. Volgens artikel 6:186 BW is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men hiervan in de gegeven omstandigheden mag verwachten. In casu is sprake van een gebrekkige zaak en schade (letselschade van E) zoals in Afdeling 6.3.3 bedoeld. A kan hiervoor dus niet aansprakelijk worden gesteld.

    De zaakschade aan de kleding valt echter niet onder Afdeling 6.3.3 omdat deze minder bedraagt dan € 500. Voor deze schade kan A wel aansprakelijk worden gesteld.

    Kan producent C worden aangesproken? Ja, zie het antwoord op vraag 1a. Niet van belang is dat E niet de koper is. Beslissend is dat de ladder door C in het verkeer is gebracht.

    Rapporteer Plaats commentaar