Gesteld dat er geen overeenkomst tussen C en B tot stand is gekomen. Wanneer B te horen krijgt dat de opbrengst van de expositie teleurstellend is, heeft hij er eigenlijk weinig moeite mee dat ook zijn buste is verkocht. Die € 10.000 extra kan hij zeer goed gebruiken. Voor D kan hij later nog wel eens iets soortgelijks maken. De koop met C moet zijns inziens dan ook maar gewoon doorgaan en hij levert de buste tegen contante betaling bij C af.


Kan B de ongeldige rechtshandeling alsnog met succes helen? Geef in uw antwoord tevens aan wat na de aflevering van het beeld bij C de rechtspositie van D is geworden jegens B en C.

  • Door bekrachtiging (art. 3:69 BW) kan B de ongeldige rechtshandeling (koopovereenkomst) die door de onbevoegde gevolmachtigde G (d.m.v. zijn vertegenwoordigster W) is verricht, alsnog helen en de rechtsgevolgen voor zichzelf (met terugwerkende kracht!) tot stand brengen.

    Bekrachtiging is een rechtshandeling (gericht tot de wederpartij) en kan in elke vorm geschieden, dus ook zoals in casu door het nakomen van de ongeldige overeenkomst die door de tussenpersoon is gesloten (art. 3:37 BW). Artikel 3:69, vijfde lid, BW bepaalt echter: ‘rechten door de volmachtgever vóór de bekrachtiging aan derden verleend, blijven gehandhaafd.’

    In casu heeft B na de verkoop van het beeld door pseudo-gevolmachtigde G het beeld zelf aan D verkocht, en vervolgens de ongeldige verkoop aan C bekrachtigd. Het verbintenisrechtelijk vorderingsrecht van D tot overdracht gaat dan voor het vorderingsrecht van C (vgl. ook art. 3:298 BW). Echter, het beeld is al aan C geleverd waardoor C ex artikel 3:84 BW eigenaar is geworden. Voor D rest dan een vordering ex artikel 7:9, eerste lid, BW jo art. 6:74 BW jegens B, dan wel ex artikel 6:162 BW jegens C. Deze laatste vordering is kansloos aangezien uit de casus niet blijkt dat C ervan op de hoogte was dat het beeld al aan D was verkocht.

    Rapporteer Plaats commentaar