wij zetten dingen bij elkaar om het logischer te maken. • Gelijkenis We kijken naar wat is gelijk, en dat zien we dan al s een eenheid. Je hoofd maakt er een groep van en je ziet het niet meer als losse onderdelen. • Nabijheid Voorwerpen die dicht bij elkaar staan zien wij vaak als een groep. Bijv. alle datums bij elkaar op een kalender. • Continuering Als iets (een lijn) onderbroken is, maken we er toc h iets continue van. De onderbrekingen maken dan niet uit. • gemeenschappelijke bestemming Als iets een gelijke bestemming heeft, dan zien we dit als een groep die zich voortbeweegt. Daar kun je dan een vorm in zien. • Wet van Pragnanz We kiezen voor de meest eenvoudige ordening. Je kie st voor de makkelijkste waarneming als het ware.