Germanen waren heidenen die hun eigen goden aanbaden. De Franken waren de eerste rooms-katholieke Germanen, zij werden dat rond het jaar 500. Het hoofd van de Rooms-katholieke kerk was de paus, maar ook belangrijk waren:

-bisschoppen, die aan het hoofd van een bepaald gebied binnen de kerk stonden

-abten, die een klooster bestuurde

Geloof was belangrijk omdat:

-mensen dachten dat ze een beter leven zouden krijgen in de hemel

-kloosters en kerken boden bescherming in tijden van oorlog en honger


De hoge geestelijken speelde in die tijd ook vaak een rol in het bestuur, want zij waren bijna de enige die konden lezen en schrijven.


De Friezen en Saksen waren trouw aan hun geloof en zouden niet willen bekeren, ze bleven geloven in hun goden, zoals:

-Wodan, de oppergod

-Donar, de god van de bliksem

- Freya, de godin van de liefde


De missionarissen, christenen die mensen wouden bekeren, kwamen vaak uit Engeland, want die waren als een van de eerste bekeerd.

Ook willibrord kwam uit Engeland, hij was de bisschop van Utrecht. Zijn landegoot Bonifatius zetten zijn werk voort en vernielde de heiligdomen van de Friezen en de Saksen en bouwde kerken. De friezen en de Saksen vermoorde hem daarom in 754 bij Dokkum. Toen in het jaar 1000 zelfs de Noormannen werden bekeerd, was bijna heel west Europa Rooms-katholiek.


Veel mensen leefde in een klooster in de middeleeuwen in een klooster. Ondanks het feit dat monniken:

-kuis zouden leven

-bidden en hard werken voor goed

-geen rijkdommen zouden werven

 waren de meeste kloosters toch behoorlijk rijk. Dat kwam omdat zij van koningen en edelen hun domeinen en grote stukken grond kregen. De meeste kloosters gebruikte horigen op het land maar soms ook monniken zelf, of ze verpleegde mensen. Een bijzonder werkje was het kopiëren van boeken, oftewel, ze schreven ze vaak over zodat het niet verloren zou gaan.

 



Rapporteer Plaats commentaar