Gerechtvaardigd vertrouwen van de derde houdt in:

  • Uiteraard geldt ook voor de derde dat hij alleen bescherming verdient, wanneer hij én objectief aanleiding voor zijn vertrouwen had én daadwerkelijk (subjectief) vertrouwde; de derde moet te goeder trouw zijn geweest in de zin van art. 3:11 BW. De onderzoeksplicht in het kader van art. 3:35 BW op een wederpartij/geadresseerde geldt ook voor derde die zich op art. 3:36 BW beroept. Waar aanleiding tot twijfel bestaat, kan v.d. derde een onderzoek naar de ware stand van zaken worden gevraagd; de derde die lichtvaardig vertrouwde, geniet geen bescherming.

    Rapporteer Plaats commentaar