Gerechtshof Den Haag; LJN; AR5339, fotograaf/ ANP, arbeidsovereenkomst of overeenkomst tot opdracht?

 

5.3 Voormelde feiten en omstandigheden verdragen zich niet met het aannemen van het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en ANP, te minder wanneer deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang worden bezien. Hieraan doet niet af dat, zoals [appellant] stelt, [appellant] tot het ontstaan van de zogeheten koelkastperiode “de eerste man” voor ANP in Rotterdam was wanneer het om foto’s van rellen ging en dat er een exclusieve relatie tussen partijen bestond, in dier voege dat het [appellant] slechts was toegestaan in opdracht van ANP gemaakte foto’s aan derden te leveren, indien ANP voor de aangeboden foto’s geen belangstelling had. Evenmin doet aan de in de eerste volzin van deze rechtsoverweging vermelde conclusie af de omstandigheid dat ANP, zoals [appellant] stelt, zijn werkzaamheden naar instructie van ANP verrichtte in dier voege dat ANP met grote regelmaat het onderwerp van de foto’s bepaalde en soms zelfs specifieke aanwijzingen gaf over het door de redactie gewenste beeld, reeds omdat deze omstandigheid compatibel is zowel met het aannemen van het bestaan van een opdrachtrelatie als met het aannemen van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Ook hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd doet aan voormelde conclusie niet af.

 

5.4 De slotsom met betrekking tot de primaire vordering van [appellant] is dat het vermoeden dat [appellant] de arbeid voor ANP krachtens arbeidsovereenkomst verricht heeft in rechte als weerlegd dient te worden beschouwd, zodat vast staat dat van het bestaan van een arbeidsovereenkomst geen sprake is geweest. Bij deze stand van zaken komt bewijslevering niet aan de orde. 

Rapporteer Plaats commentaar