Gerardus Johannus Vossius en Heinsius zagen meer in de Griekse tragedie, met name dat van Sophocles en Euripides en wilden hiermee meer recht doen aan de literair-theoretische opvattingen van Aristoteles voldoen waarbij één handeling centraal staat, anders dan bij Seneca. De les moest blijken uit één handeling waarbij goed en kwaad tegenover elkaar stonden.