George Berkley (1685) was van mening dat men niet zeker kan zijn of een object daadwerkelijk bestaat buiten de geest om. Hij achte het denkbaar dat de mens leeft in een Matrix-achtige realiteit van ideeën.


Volgens Berkley is er alle rede om aan te nemen dat materialistische objecten niet bestaan. De fout ligt volgens hem in de verkeerde beredenering van Lock, in zijn onderscheid van de geestesafhankelijke en geestesonafhankelijke eigenschappen. De primaire kwaliteiten zijn volgens Berkely namelijk ook perceptueel betrekkelijk, afhankelijk van de positie van een persoon. Daarom bestaan volgens Berkelijk ook de premaire kwaliteiten enkel als gevolg van perceptie (esse est percipi, zijn is waargenomen worden).


Dit standpunt van Berkeley leidt tot het probleem dat de wereld feitelijk niet meer bestaat zodra er niemand is om deze waar te nemen. Om hieruit te ontsnappen, kwam hij met twee oplossingen:

1. Herinnering van de waarnemer, zodra een object waargenomen is bestaat het in de herinnering van de waarnemer.

2. God, aangezien Hij alom aanwezig en alziend is verzekerd zijn aanwezigheid het bestaan van zaken ook al neemt niemand ze waar.


Bacon zou deze aanname verwerpen als een onwenselijke vooringenomenheid.

Rapporteer Plaats commentaar