Geografische vierslag: waarnemen en beschrijven......verklaren.......herkennen en toepassen.......waarderen
Waarnemen en beschrijven: inventariseren van informatie staat centraal Bijbehorende geografische vragen zijn: - wat zie je? - wat neem je waar? -waar zie je dat? - Hoe ziet dat eruit? - Welke verschillende dingen zijn er te zien? - Welke kenmerken ontdek je?
Verklaren: interpreteren van de informatie staat centraal - waarom is het daar? - waarom ziet het er daar zo uit? - wat wordt hierdoor beïnvloed?
Herkennen en toepassen: verbanden leggen tussen zinvolle relaties en ruimtelijke elementen - waar heb je zoiets eerder gezien? - zou je dat ook ergens anders kunnen vinden? - hoe ziet het er daar dan uit?
Waarderen: leerlingen vormen zich een oordeel en vergelijken dat met die van anderen - wat betekent dat voor mij - wat betekent dat voor die mensen? - kan het ook anders? - denk ik er nu nog zo over?