genotype= genetische opmaak van een organisme (genetisch)
fenotype = waarneembare fysieke kenmerken van een organisme (uiterlijk)
DNA= lang, complex molecuul dat informatie bevat over genetische eigenschappen.
Genen= segmenten van een chromosoom waarin de codes voor de aansturing van de erfelijke lichamelijke en psychische eigenschappen van een organisme zijn opgeslagen. (vormen de fundamentele elementen van een chromosoom)
chromosomen= lange, dunne en sterk spiralende draden waarlangs de genen zijn gerangschikt als de kralen van een ketting. (chromosomen bestaan voornamelijk uit DNA)