Genexpressie

1. Ook bij volwassen eukaryoten is de genexpressie afhankelijk van de functie van de cel en van de omstandigheden. De cel maakt hierdoor geen overbodige producten. Alle stappen in de genexpressie kunnen worden gereguleerd, maar het belangrijkste controlepunt is het wel of niet laten plaatsvinden van RNA-transcriptie. Wat heeft de RNA-polymerase bij eukaryoten nodig om de transcriptie te kunnen beginnen? 
2. Noem 2 soorten transcriptiefactoren. En wat is hun functie? Leg uit.(wat zijn enhancers?

3. Noem twee gevallen waarbij het DNA ook niet meer is af te lezen. Leg uit. 

4. Genregulatie kan ook plaatsvinden door translatie te voorkomen, zodat het eiwit niet kan worden gesynthetiseerd. Leg uit hoe dit werkt.

  • 1. Transcriptiefactoren

    2. Activators en repressors, Activators binden aan enhancers (= specifieke sequentie in het DNA). Ze liggen vaak ver van het gen dat ze reguleren vandaan. Zodra de activators aan de repressors binden, buigt het DNA en kunnen andere transcriptiefactoren en RNA-polymerase kunnen binden aan de promotor. Wanneer het complex compleet is begint de transcriptie. Wanneer repressors binden aan bepaalde sequenties in het DNA, blokkeren zij daardoor de transcriptie. 

    3. 1. Bepaalde chemische stoffen kunnen histonen ertoe aanzetten om het DNA steviger of juist losser te binden. De compactheid van het DNA bepaalt de mate waarin het DNA is af te lezen. (in puffs kan transcriptie plaatsvinden doordat het DNA daar losser gebonden is).
         
         2. DNA-methylering: op bepaalde plaatsen is DNA soms niet meer af te lezen doordat er methylgroepen aan de stikstofbasen in het DNA zijn gebonden (meestal aan cytosine). Bij elke celdeling wordt de nieuwe DNA-streng, als bepaalde genen gemethyleerd zijn, ook gemethyleerd. (hierdoor kan het zelfs worden doorgegeven aan nageslacht)

    4. RNA-interferentie/ RNAi: Micro-RNA (miRNA) is een kort rRNA dat de expressie van genen remt door het afbreken of blokkeren van mRNA-moleculen zodat geen translatie kan plaatsvinden. miRNA wordt gevormd uit een langere DNA keten, die twee nucleotidesequenties bevat die complementair aan elkaar zijn. Deze gedeeltes vormen hierdoor waterstofbruggen waardoor er een soort dubbelstrengs lus ontstaat. Het enzym Dicer knipt deze in kleine stukjes. Een van de strengen wordt afgebroken. De andere streng is complementair aan een sequentie in een mRNA-molecuul. Het ontstane enkelstrengt miRNA bindt eerst aan een eiwitcomplex. Het miRNA-eiwitcomplex bindt vervolgend aan het doel-mRNA. Translatie van het doel-mRNA kan hierdoor worden geblokkeerd of het doel-mRNA kan worden afgebroken doordat het in stukken wordt geknipt. 

    Op deze manier kan miRNA de concentratie van bepaalde eiwitten in de cel bepalen.

    Rapporteer Plaats commentaar
  • 1.

    Rapporteer Plaats commentaar