Genen en de omgeving interacteren met elkaar, maar hoe? Er zijn twee complexe vormen:

Genotype-environment interaction

Zij refereert aan de verschillende responses van individueen met verschilende genotypen op dezelfde omgeving. Een extravert iemand leert graag met herrie, terwijl een introvert iemand dan juist niet kan leren. De extravert maakt meer fouten als hij niet voldoende geprikkeld wordt, terwijl de introvert dan in zijn element is. Individuele verschillen interacteren met de omgeving.

Genotype-environment correlation

Zij refereert aan de verschillende omgevingen waarin mensen met verschillende genotypen komen. Kinderen die slim zijn gaan studeren, kinderen die athletisch zijn gaan sporten, enz.

 

Men onderscheidt drie vormen van genotype-environment correlation:

Passive genotype-environment correlation

De ouders bieden zowel de omgeving als de genen aan. Intelligente ouders kunnen veel boeken kopen en hun genen doorgeven aan het kind. Het kind groeit op in een omgeving met veel boeken – maar die zijn er niet omdat hij daarom vroeg.

Reactive genotype-environment correlation

De ouders bieden een andere omgeving aan aan kinderen met andere genen. Ouders reageren anders op intelligente kinderen – die geven ze bijvoorbeeld meer boeken.

Active genotype-environment correlation

De ouders bieden de genen, en het kind zoekt actief een omgeving. Kinderen die intelligent zijn gaan zelf in de bied snuffelen naar interessante boeken.

 

Zij kunnen zowel positief als negatief zijn (het zijn ten slotte correlaties).

Rapporteer Plaats commentaar