Gemeenten en provincies worden aangeduid als lichamen van
territoriale decentralisatie: zij bezitten immers op een bepaald
territoir algemene regelings- en bestuursbevoegdheid.
De andere openbare lichamen worden aangeduid alslichamen van
functionele decentralisatie, nu zij slechts een bepaalde (gesloten)
functie hebben.
Grenzen van de open huishouding van gemeenten en provincies zijn
de ondergrens, bovengrens, onderwerp- en motieftheorie.
Bij gesloten huishouding wordt eerder aangenomen dat de
bestuursbevoegdheid wel in acht zal worden genomen.