Gemeentelijk en provinciaal bestuur ken drietal afzonderlijke organen:
1. gemeenteraad/ provinciale staten;
2. college van burgemeester en wethouders/ gedeputeerde staten'
3. burgemeester en commissaris van de Koningin.

Individuele wethouders of gedeputeerden zijn geen bestuursorganen. Anders dan bijv. ministers beschikken zij niet over geattribueerde of gedelegeerde bevoegdheden.

B en W worden, agv inwerkingtreding van Wet dualisering gemeentebestuur in Gemeentewet nu kortweg aangeduid als 'het college'.

Op terrein van gedecentraliseerd bestuur, geeft Gw aan dat gemeenteraad en provinciale staten als hoogste orgaan moeten worden beschouwd (art. 125, eerste lid Gw). Deze direct gekozen organen bezitten in beginsel alle bevoegdheden, tenzij de wet anders bepaalt. Met inwerkingtreding van Wet dualisering gemeentebestuur en provinciebestuur is de wet anders gaan bepalen. Afgezien van eigen bevoegdheden van CdK en burgemeester. liggen typische bestuursbevoegdheden nu bij college van gedeputeerde staten en college van b&w, terwijl prov. staten en gemeenteraad een regelgevende, controlerende en kaderstellende taak hebben.

Rapporteer Plaats commentaar