Gemeente G verbindt zich jegens Parkeer BV, een plaatselijke exploitant van parkeerplaatsen, om een deel van de openbare weg in de buurt van het voetbalstadion af te sluiten en ter beschikking te stellen voor parkeerdoeleinden. Naar aanleiding van protesten van buurtbewoners bepaalt de bestuursrechter evenwel dat de afsluiting ongedaan moet worden gemaakt, aangezien het om een openbare weg gaat en de gemeente op grond van artikel 14 van de Wegenwet als beheerder van openbare wegen verplicht is alle verkeer daarover te dulden. Nu haar overeenkomst met de gemeente aldus geen doorgang vindt, vordert Parkeer BV vergoeding van het door haar geleden verlies en gederfde winst.

Kan de gemeente zich met succes tegen deze vordering verweren?

  • Ja, gemeente G kan zich erop beroepen dat haar overeenkomst met Parkeer BV (van rechtswege) nietig is, zodat daaruit níet een verbintenis kan zijn ontstaan welke de grondslag voor de vordering tot schadevergoeding (art. 6:74 BW) had moeten opleveren. De overeenkomst is nietig omdat haar inhoud strijdig is met artikel 14 van de Wegenwet en derhalve strijdig is met de openbare orde (art. 3:40, eerste lid, BW; vgl. HR 7 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5401, NJ 2000, 652 (Parkeerexploitatie-Amsterdam).


    NB: artikel 3:40, eerste lid, BW vermeldt de wet niet als toetsingsmaatstaf, de wel in dit lid vermelde toetsingsmaatstaf ‘openbare orde’ omvat echter ook de wet (in materiële zin).

    Rapporteer Plaats commentaar