Gemeenschapsrecht en de nationale codificaties
Unie beschikt over een eigen wetgevende bevoegdheid.
Uitgevaardigde wetten zijn verordeningen; zij grijpen onmiddellijk in de nationale rechtsorde der deelnemende staten in. De lidstaten hebben een gedeelte van hun nationale soevereiniteit afgestaan.
De zelfstandige wetgevende bevoegdheid van de Unie is beperkt; zij is slechts dan gegeven indien daarvoor in het EG-Verdrag een grondslag te vinden is (bv. in het licht van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of vervoersbeleid.)

Waar de Unie niet tot zelfstandige wetgeving bevoegd is, kan zij toch een grote invloed uitoefenen op de wetgeving van de lidstaten via de opdracht tot harmonisatie van wetgeving die ligt vervat in art. 94-97 EG.
Dit leidt tot richtlijnen (geen wetten in materiële zin). Deze grijpen niet rechtstreeks in de nationale wetgeving van de lidstaten in, maar dienen omgezet te worden in nationale wetgeving.
De bevoegdheid tot het geven richtlijnen mag alleen daar waar harmonisatie van wetgeving noodzakelijk is voor de instelling of werking van de gemeenschappelijke markt.
Hier opgestelde regels hebben wel invloed op het privaatrecht van de Lidstaten. Bv. voor 1971 bestond de rechtsfiguur BV niet, maar is een resultaat van een Europese richtlijn.

Het EG-Verdrag beoogt geen uniformering van het privaatrecht doch slechts harmonisatie op incidentele onderdelen van het nationale recht en dan ook alleen nog maar daar, waar dit de instelling of de werking van de gemeenschappelijke markt of een van de andere doelstellingen van de Unie dient.

De Unie heeft initiatief genomen tot uniformering van het Internationaal Privaatrecht t.a.v. verbintenisscheppende overeenkomsten -> EG-Overeenkomstenverdrag (1980).
De wet van de uniformering via internationale verdragen zal meer en meer worden verlaten en worden vervangen door die van de richtlijn. Bovendien een tendens, die in de jurisprudentie van het Europese Hof te Luxemburg is terug te vinden, een ruime interpretatie toe te kennen aan de bevoegdheid welke in art. 94 EG aan Raad en Commissie wordt gegeven. Het is daardoor niet onwaarschijnlijk dat daaronder geleidelijk aan het gehele vermogensrecht kan worden gebracht.

Rapporteer Plaats commentaar